Het Addams Family-achtige leven van de reclusieve Chabotjes
Gratis. Dun. Snel uit. Kwalitatief zelden van een hoogstaand niveau. Dat laatste is echter geen bug maar een feature van het jaarlijkse boekenweekgeschenk, want een slecht boek dat gepromoot wordt krijgt, uitzonderingen daargelaten, meer publiciteit dan een goed boek. Het is wel typisch Nederlands; hartstikke leuk, zo’n gratis boekje bij besteding van minimaal vijftien euro in de boekhandel, die traditie moeten we ook zeker in ere houden, maar we moeten er wel lekker over kunnen klagen hoe slecht het wel niet is.
Dit jaar was het de beurt aan de familie Chabot: vader Bart, moeder Yolanda en hun vier schrijvende zonen Sebastiaan, Maurits, Splinter en Storm. ‘De Chabotten’ schreven samen ‘Gezinsverpakking’, een verzameling anekdotes over vakanties in Zweden, hun potdichte en volgepropte huis in Den Haag, de aftakeling van hond Bril en van vader Bart.
Bart mag volgens de verhalen dan steeds vergeetachtiger worden en mensen door elkaar halen, zijn beschrijving van een spooky familievakantie in Frankrijk is met afstand het beste verhaal in de mini-bundel. De rest is ondermaats. Toch hebben de dagboekverhaaltjes van de anderen een zekere charme. Ze geven een inkijkje in het Addams Family-achtige leven van de reclusieve Chabotjes. Wel had een redacteur (of Bart zelf) even naar de teksten mogen kijken, want er is veel mooischrijverij bij.
Bijvoorbeeld: in het verhaal ‘Hond Bril’, geschreven vanuit het perspectief van de hond die zijn beste dagen heeft gehad, staat: ‘Ik verlies het van de tijd. Ik ben in stukjes uit elkaar aan het vallen, zo klein als de brokjes die Yolanda mij iedere ochtend voorzet.’
Dat de brokjes klein zijn, hoef je niet te vermelden, dat spreekt voor zich. En door wie ze worden klaargezet en op welk moment van de dag is niet relevant. We krijgen in deze lange zin te veel onnodige informatie en daarmee vermoei je de lezer. Ik, als redacteur, zou ervoor hebben gekozen om de zin te vereenvoudigen in: ‘Ik ben in hondenbrokken uit elkaar aan het vallen,’ punt. Dat is een sterk beeld; dat zie je voor je. Daar hoef je niets aan toe te voegen. Doe je dat wel - wellicht vanuit het idee om zo volledig mogelijk te zijn -, dan wordt het mooischrijverij.
Nog een voorbeeld: in ‘Estafette’ van Splinter wordt de euthanasie van Bril beschreven. Als alles achter de rug is, komt Splinter het atelier van zijn moeder binnen. Yolanda heeft nog steeds veel verdriet. Hij schrijft: ‘Haar ogen zijn rood, haar wangen vochtig en zoutig; haar tranen zijn nog steeds niet op.’
Het gaat mij hier om het woord ‘zoutig’. Ja, tranen zijn zoutig, en ja, het is goed om meer zintuigen van de lezer aan te spreken dan alleen zicht en gehoor. Maar dan moet je wel weten hoe. Een zoute smaak kun je niet zien, alleen proeven. Dus heeft Splinter de tranen van zijn moeder op een of andere manier op zijn lippen gekregen? Dat blijkt nergens uit. ‘Ik geef haar een knuffel en zeg dat we Bril hebben geholpen,’ luidt de volgende zin.
Is het zo dat Yolanda zo erg heeft lopen huilen dat zich een witte zoutafzetting op haar gezicht heeft gevormd? Een beetje over de top, maar het is wel een interessant beeld. Maar nee, ook dat blijkt nergens uit. Dus het gebruik van ‘zoutig’ is onlogisch, misplaatst en verraadt mooischrijverij; de schrijver die ‘de schrijver’ aan het uithangen is.
Hoe het wel moet, laat Bart zien in ‘Ga nooit met ons op vakantie’. Een grappig, spannend verhaal met een kop en een staart over een griezelvilla. De familie trekt een week lang in een naargeestig Frans landhuis waarvan de zalen in verbinding staan met een in de berg uitgehakt gangenstelsel. Ondanks de afwezigheid van wind of tocht, bewegen de kledinghangers in de kledingkast. En terwijl de rest van de familie naar het dorp gaat, hoort Splinter voetstappen in de (lege) kamer boven zich. Het is duidelijk dat hier andere krachten aan het werk zijn. Iedereen is blij als ze weer naar huis gaan. Maar ook daar gebeuren nu onverklaarbare dingen…
Ondanks dat Bart er geregeld ouderwets taalgebruik doorheen gooit (woorden als ‘allicht’ en zinnen als ‘het is niet van dien aard dat we onze biezen moeten pakken’), is hier duidelijk een Schrijver aan het woord. Daarbij is het onderwerp echt van deze tijd. Gezien veel mensen het boekenweekgeschenk zullen lezen (althans in Nederland, want Vlaanderen had geen zin in De Chabotten),1 zal het taboe dat op vreemde, mystieke ervaringen ligt, aan kracht verliezen. Een verhaal dat onverklaarbare verschijnselen niet bagatelliseert maar serieus en onbevooroordeeld bespreekt, normaliseert het bestaan van de onzichtbare wereld. Hoeveel lezers zullen zeggen: zoiets heb ik ook meegemaakt?
Hoe meer een onderwerp bespreekbaar wordt gemaakt, hoe meer het collectieve bewustzijn wordt verruimd.
Dat is waarschijnlijk niet de opzet geweest van het boekenweekgeschenk, maar het is een mooi bijverschijnsel.
Marnix Peeters schrijft het eerste Vlaamse Boekenweekgeschenk, maar dat lokt protest uit
De Standaard, 6 januari 2024